Romeinen
De bortombe van Walsbets
Kaart NGI 33/5; Lambert-coördinaten 201-2-2/159-160.
Eigendom van de stad Landen.
Kadaster van Landen, 3de Afd., Sect. A/1, 96c.
Beschermd als monument en de omgeving als dorpsgezicht (KB 21-08-1979).
Alternatieve benamingen (1): Bartomme, later Bortomme of Tomme van Walsbets; in 1718 die bort thomme en in 1748 gewoon de tomme genoemd. . De tom komt volgens P. Kempeneers (1) in de oudste documenten voor: in 1262 infra tumbam que dicitur bartomba, in 1390 versus tumbam de beetse en in 1433 bide tommen van beetse. Bij Popp heet hij Tombe de Walsbetz en op de kaart van het Nationaal Geografisch Instituut gewoon Tom.
Het eerste element in Bartomme komt van het Germaanse bara, uit ouder baza, en betekent 'bar, bloot', dus onbegroeid (1). Deze Romeinse begraafplaats op een topografische hoogte van meer dan 100 m dateert uit de 2e eeuw n.C. en ligt op de grens van de deelgemeenten Walsbets en Wezeren. De tombe was gesitueerd in de nabijheid van de verbindingsweg Montenaken - Tienen.
In 1862 (2) liet rechter H. Schuermans deze met vernieling bedreigde tumulus door de staat opkopen. Op dat ogenblik was de tumulus aan de zuidkant al sterk aangetast. Daar hebben de losgewoelde en verspreide grond een welving gevormd in het terrein. Tegenwoordig is de grafheuvel nog 4,40 m hoog. Hij heeft een onregelmatige basis met maximale diameters van 25 m en 23 m.
Deze tumulus werd vervolgens onderzocht door rechter H. Schuermans en Dr. A. Kempeneers in 1863 (3). Een rechthoekige grafkamer (2,18 m bij 2,05 m; 2,60 m diep) bevatte een rijk grafmeubilair, een veertigtal voorwerpen, waaronder munten, vaasjes, spelden, allen van grote waarde en trouwens één der topensembles uit de zalen van het Koninklijk Museum voor Kunst en Geschiedenis. De noordoostelijke wand van de grafkamer bevatte een 0,40 m hoge sokkel die in de moederbodem was uitgespaard. Zoals men op bijgaande schets kan zien, bevond de eigenlijke grafholte (caveau) zich niet middenin, maar aan de noorderkant, opzij van een kleine galerij. Deze grafheuvel bedekte de funeraire brandstapel ten zuidoosten van de grafkamer.
Tijdens het interbellum (4) bouwde het Belgisch Leger een ijzeren uitkijktoren op de Bortombe. Die vormde een schakel in een relais van posten tussen de vliegvelden van Bevingen (St.-Truiden) en Bevekom (Beauvechain). Soortelijke toren bestond nog in 1940 te Cras-Avernas. Gedurende de Tweede Wereldoorlog was het een Duitse waarnemingspost. In september 1944, kort na de bevrijding, nestelde zich daar een Engelse artilleriestelling tegen de geduchte vliegende bommen (V-I wapens). Het bastion was zelfs een tijdlang bezet door vrouwelijke kanonniers. Na de oorlog liet de Belgische Staat de tumulus in haar oorspronkelijke staat herstellen.
De tombe als klein landschapselement.
Als natuureilandje in het cultuurlandschap vormt de tombe een belangrijke drager van landschapswaarden en van biodiversiteit. Dit mini-natuurreservaatje vormt een toevluchtsoord voor geelgors, grauwe gors, veldleeuwerik, grote bonte specht, torenvalk, buizerd, wild konijn, haas, patrijs, fazant... De bescherming ervan is een gemeentelijke taak!
(1) P. KEMPENEERS, Leven in Landen. Tienen 2000, p. 56.
(2) C. MASSART C, De bewaarde Gallo-Romeinse tumuli van Haspengouw. Koninklijk Museum voor Kunst en Geschiedenis 1994, p. 38.
(3) H. SCHUERMANS, Exploration de quelques tumulus de la Hesbaye. Fouilles dans la Bortombe de Walsbets. Bulletin des Commissions Royales d'Art et d'Archéologie, tome III, 1864, p.283.
(4) ANONYMUS, De tumulus Borntombe te Walsbets. Ons Landens Erfdeel nr. 27 p. 57-58, 1986.
Tumulus Middelwinden
Na de opgravingen van 1864 (Prof. Schuermans en dr. Kempeneers; rapport verschenen in "Bulletin des Commissions Royales d'Art et d' Archéologie, 1865, p. 215 e.v.) en die van 1873 (Baron de Looz; rapport verschenen in "Bulletin de l'Institut archéologique de Liège", deel 12, 1874, p. 384 e.v.") werd algemeen aanvaard dat het hier om een Romeinse tumulus uit de 2e eeuw na Chr. gaat.
In tegenstelling tot de Borntombe werden hier geen uitzonderlijke grafgiften gevonden (plundering door Franse soldaten tijdens de Franse overheersing vanaf 1794). In de tweede Veldslag van Neerwinden, 1793, heeft de tombe van Middelwinden een voorname rol gespeeld. Men heeft bij de graafwerken van 1873 verscheidene kanonballen aangetroffen.
Op te merken valt dat de tumulus van Middelwinde het midden van een rechte lijn vormt met als uiteinden de kerk van Overwinden en de (oude) kerk van Neerwinden, elk op 800 m. De tombe is nu nog een achttal meter hoog.
In 1864 werden in het midden van de grafheuvel grote stenen bovengehaald die het eigenlijke graf omringden. Onder de voorwerpen die werden gevonden: brokstukken van bronzen vazen, drie bronzen ringen, zes ijzeren nagels van 30 cm afkomstig van houten kisten. Slechts één mooie vaas was ongeschonden.
Baron de Looz begon in 1873 te graven vanuit de richting Neerwinden, in tegenstelling tot de vroegere graafwerken. Na een gang van 8 m stootte hij terug stootte hij terug op grote stenen. Daarachter vond hij de grote kuil van 4,2 m op 3 m, even onder het terreinniveau. Dan besloot hij verdere uitgravingen in 3 secties te doen. Er werden nog eens fragmenten van vazen gevonden en metalen beslagen van koffers. Ook een soort mes of degen van 12 cm lang, dat op een houten heft moet hebben gestoken.
In 1972 werd bij wegeniswerken een merkwaardige steen bovengehaald. Hij prijkt nu op het mooie grasperk vóór de kerk van Neerwinden. Over deze steen schrijft Brou (W.Brou en M.Brou in "Nos pierres et leurs légendes, Brussel, 1979, 48-49"): "Op 9 Foto: Geschied- en Heemkundige Kring Landen juni 1972 werd de steen blootgelegd naast de tombe. Hij stak 35 cm onder het terreinniveau. Ontdaan van zijn klei, vertoont hij de vorm van een regelmatig trapezium. De basis is 1,02 m, de opstaande zijden meten 1,02 en 1,62 m en het bovenvlak meet 1,25 m. De dikte schommelt tussen 0,35 en 0,45 m. De basis is hobbelig, de andere vlakken zijn gladgestreken.
Op 2/3 hoogte van de opstaande zijde van 1,62 m is er een ronding van 9 cm diepte, dewelke een ingehouwen hand vertoont van een volwassene. Dit doet ons denken aan het feit dat de Galliërs de gewoonte hadden om de afgehouwen lichaamsdelen van hun vijanden ten toon te stellen. De steen is van Landeniane ouderdom met fijne korrel, rijk aan kwartsiet. Hij weegt 1,3 ton. Deze steen van het rechthoekig trapeziumtype met bovenaan een hoek van 60° is ongetwijfeld een menhir uit het Brunehilde-tijdperk, zoals wij er meerdere aantreffen in Noord-Gallië. Al deze stenen stonden in een bepaalde richting, hun bovenste punt stond evenwijdig met een oude weg, het waren dus wegwijzers. De steen van Middelwinde heeft wellicht later een Romeinse eigenaar aangetrokken om in de omgeving te komen wonen, vandaar de tumulus met een hoogte van 18 meter. Er werden daar trouwens meerdere stenen ontdekt op het veld naar de Waanbeek toe. Op 14 juni 1972 werd er nog een steen van 300 kg ontdekt met twee gekapte zijden waarop een motief van een doodshoofd was ingehouwen". Over deze laatste steen is er op dit ogenblik niets geweten. (Bron: P.Delameilleure, OLE nr.27).
De Platte tombe van Waasmont
Deze reusachtige tumulus (?) ligt op de grens met Racour. De ovale heuvel heeft de volgende afmetingen:
- lengte: 77 m
- breedte: 59 m
- omtrek: 228 m
- oppervlakte: 36 are
- hoogste punt: 15 m
- volume: 36000 m³
Deze tumulus (?) werd geklasseerd als monument en landschap bij het KB van 28/3/1979.
Ernest Piton in zijn "Promenades archéologiques au Pays de Landen (1927, 26 e.v.)": "Onder de Romeinse bezetting werd een tumulus opgericht op de top van een heuvel, om als waarnemingspost te dienen of een militaire versterking...".
Gabriël Lefèvre in "Bulletin de l'Institut d'Archéologie de Liège, Tome XI, 1872, p. 109 e.v.": "... omdat dergelijke ophopingen, zo uitgestrekt, geen eigenlijke tumuli zijn, maar een soort versterkte kampplaatsen"