Bronstijd
Het eerste metaal in onze streken in koper en wordt rondom het tweede millenium v.Chr. hier aangetroffen in de context van de Bekerculturen. Brons (legering van koper en 10% tin) is echter veel harder en daardoor beter geschikt voor het vervaardigen van werktuigen.
Op het grondgebied van Landen zijn er geen noemenswaardige vondsten bekend uit de Bronstijd. Urnenveldgraven werden er niet gevonden en evenmin bronzen voorwerpen. De bevolking was nog grotendeels afhankelijk van stenen werktuigen, meestal in silex. In Midden-Brabant vindt men zeer sporadisch een 'couteau-scie à 4 encoches'; het handelt om een stenen zaag met uitgewerkte inkepingen, waarin de koorden voor het vastmaken van het handvat vasthaakten (zie hieronder, schaal 1/2).
Bronnen:
Lodewijckx M. (Ons Landens Erfdeel nr. 11 p. 25). Hakendover 'couteau-scie à quatre encoches'.
Eloy L. Le couteau-scie néolithique à quatre encoches de la Hesbaye Brabançonne. Bull. Soc. préhistorique française. Tome 66, n°2, 1969, pp. 44-46.
IJzertijd
IJzer heeft het voordeel t.o. brons dat het een lager smeltpunt heeft. Het kan in een goede vorm gesmeed worden en moet dus niet gegoten worden. IJzer is daarenboven ook op ruimere schaal beschikbaar en toegankelijk voor grotere lagen van de bevolking.
Tijdens de IJzertijd ontstaat een grotere sociale differentiatie. Een soort aristocratie beheerst de ertscentra en ontginningsgebieden en controleert de handelsgebieden. Er verschijnen rijkere graven met luxueuze bijgaven (wapens, paardetuig, soms bronzen vaatwerk, meestal importstukken uit het zuiden).
Het is in de laatste fase van de La-Tèneperiode, ten tijde van de verovering door de Romeinen, dat de Belgische stammen, de 'Oude Belgen' gesitueerd dienen te worden. Het is echter zeer moeilijk deze Keltische stammen archeologisch af te lijnen. Welke stam woonde er op het grondgebied van Landen? Waren het de Eburonen (met hoofdman Ambiorix), gezien de nabijheid van Tongeren?
Men neemt aan dat de aristocratie woonde op versterkte hoogten (oppida), terwijl de gewone bevolking huisde in verspreide hoeven en gehuchten. Ze beoefende de landbouw en veeteelt.
Keltische boerderijen
Te Wange en Laar werden op diverse plaatsen sporen van hoeven gevonden. De huizen bestaan uit grote tweeschepige woningen, zoals voorheen opgetrokken met een geraamte van palen; waarvan de centrale palen onder de nok meestal erg zwaar zijn uitgevoerd. De wanden bestonden uit rijswerk dat met leem werd bestreken. De brokstukken van deze wanden, met de afdruk van het houtwerk, werden in afvalkuilen teruggevonden. Op het erf stonden ook spijkertjes, karakteristieke graanschuurtjes op vier palen om het ongedierte te weren.
Het archeologisch materiaal van de ijzertijd-opgraving langs de Kleine Gete bestaat hoofdzakelijk uit aardewerk (zie hieronder). We merken een rijke schat aan vormen en decoratiepatronen. Het gaat om grote en kleine potten en kommen, soms met fijn gepolijste wanden, als dan niet versierd met geometrische patronen, soms met een kunstmatig geruwd oppervlak, soms met een patroon van strepen of vingerafdrukken.
In Walshoutem (aanleg HSL) werd ondermeer een bijna volledige urn, met een bundel van twee diepe groeven tussen hals en schouder, uit de vroege ijzertijd opgegraven (zie hieronder).
In Wange werd langs de Kleine Gete af en toe wel eens een stuk brons of ijzer gevonden. Erg karakteristiek en ook opvallend zjn de geprofileerde armbanden in blauw of geel (zeer zeldzaam) glas. Zij zijn bovendien dikwijls versierd met zigzaglijnen in een andere kleur glas. Dergelijke armbanden dateren waarschijnlijk uit de periode juist voor en/of juist na de verovering door de Romeinen.
In 2014 vond men langs de Kleine Gete onderstaande molensteen (in arkoze) van een handmolen. Het betreft de loper van een steenkoppel waarvan het (ijzeren?) handvat is afgebroken.
Een van de oudste vaststellingen van 'kip' in België
Naast de productie van granen, voornamelijk gerst en andere gewassen, nam veeteelt een belangrijke plaats in. Uit het onderzoek van dierenbeenderen blijkt dat naast runderen en varkens voornamelijk schapen werden gehouden. Paarden komen eveneens veelvuldig voor. Ook beenderen van kippen werden aangetroffen, wat meteen één van de oudste vastellingen van kip in ons land is. Als jachtwild kunnen we hert en ree vermelden, evenals haas. Verder werden er ook beentjes van de zwarte kraai en de houtsnip aangetroffen in de kuilen.
Bron:
Lodewijckx M. (1994). De Romeinse archeologie in Groot-Landen na de opgravingen te Wange. Ons Landens Erfdeel nr. 45, 31-51.
Late IJzertijd/vroeg-Romeinse periode
Vroeg-Romeins kamp in Wange?
(c) triphistoric - all rights reserved (reconstructie Alesia)
In Wange ontdekte de KULeuven tijdens opgravingscampagnes eind vorige eeuw het verloop van een gracht (gekend tracé: 235 m). In 2014 werd deze gracht ook aangesneden door het Studiebureau Archeologie Kessel-lo. De gracht is min of meer rechtlijnig over een afstand van ongveer 147 m en verloopt parallel met de Kleine Gete. De gracht heeft een V-vormig profiel met onderaan een rechthoekige uitgraving waarin op sommige plaatsen sporen van palen te zien waren. De maximaal bewaarde breedte en diepte bedragen ongeveer 2 m. Elders is de gracht smaller en minder diep (te verklaren door de sterke erosie op het terrein).
De vulling van de gracht is vrij homogeen en bevat onderaan spoelingslaagjes. Opmerkelijk is dat slechts op één bepaalde plaats in de bovenste opvulling een grote concentratie van archeologisch materiaal te vinden is. Keramiek uit de laatste fase van de IJzertijd, dierenbeenderen, twee fragmenten van drieribbige armbanden in glaspasta, enkele slingerkogels (gebakken leemkogels) en een Avauciamuntje (30-20 v. Chr. of later)werden daar aangetroffen.
Als interpretatie van de gracht kan de mogelijkheid van de spitsgracht (type enkelbreker) van een vroeg-Romeins kamp naar voren worden geschoven. Het Avauciamuntje en de slingerkogels zijn hiervoor een aanwijzing. Evenals de aangetroffen keramiek die zich in het algemeen in de overgangsfase naar de Romeinse periode situeert. De aanwezigheid van een militair kamp in Wange is met de nabijheid van een Romeinse weg (Tienen - Tongeren) en de interessante topografische ligging goed te verklaren.
In de gracht werd een aanzienlijke hoeveelheid technisch aardewerk gevonden: komvormige potten en amforen die geïnterpreteerd kunnen worden als lege containers waarin wijn en ingemaakt voedsel verpakt was geworden.
Landen behoorde in die periode waarschijnlijk tot het gebied van de Eburonen, een volksstam die onder leiding van de legendarische figuur van Ambiorix, felle strijd heeft geleverd tegen de Romeinse bezettingslegers.
Het gedeelte van de gracht aangesneden in 2014 door het studiebureau Archeologie Kessel-lo.
Bronnen:
Opsteyn L. & Lodewijckx M. (1998). Romeins Wange 1997 in een ruimer perspectief. Romeinendag 1 april 1998.
Lodewijckx M., Opsteyn L. en Kumps F. (1991). De vele gezichten van Wange. Ons Landens Erfdeel nr. 56, 51-61.
Van Liefferinghe & Smeets M. (2015). Archeo-rapport 340.Het archeologisch onderzoek te Landen (Overhespenstraat) en te Linter (Vijverstraat). Studiebureau Archeologie Kessel-lo.
Meer informatie:
Lodewijckx M. (1991). Uit de grond van mijn hart. Archeologie in het Landense. Geschied- en Heemkundige Kring Pepijn@Landen.
Lodewijckx M., Opsteyn L., Roovers I., Vanbrabant K., Bakels C. en Kumps F. (1998). Een vroege IJzertijd-nederzetting en middeleeuwse structuren in Landen/Neerlanden-Panbrugge. Een lijn door het landschap II, 301-311. Vlaams Instituut voor Onroerend Erfgoed.
Schrijvers A. & Van Impe L. (2002). Op het spoor van het verleden. Archeologie op de hoge snelheidslijn. Provincie Vlaams-Brabant.
Van Liefferinge N. & Smeets M. (2015). Archeo-rapport 340. Het archeologisch onderzoek te Landen (Overhespenstraat) en te Linter (Vijverstraat). Studiebureau Archeologie Kessel-Lo.
Gueneau P. www.histoire-en-maquette.com