Nieuwe tijden > Slagen Neerwinden 1693 > De slag van Neerwinden 1693
De Slag van 29 juli 1693
Historische achtergrond
De Spaanse Nederlanden beleefden beroerde tijden! Troepen van allerlei soort en pluimage schuimden onze streken af. Eén onder hen bleef beroemd en berucht: de hertog van Marlborough, in de volksmond Malbroek geheten.
In Frankrijk begon de oorlogszuchtige Lodewijk XIV, de Zonnekoning, over de grenzen te loeren. Als reactie hiertegen sloten de Verbondenen in 1686 de defensieve 'Liga van Augsburg'. Willem III van Oranje, Stadhouder van Holland, verenigde zich met het keizerrijk Brandenburg, de Duitse Vorsten, Spanje en Zweden. Later sloten zich hierbij ook de Paus aan, Beieren en Savoie. De oorlog begon in 1688. Lodewijk XIV zag zijn overwicht in Europa bedreigd, vooral toen zijn gunsteling Eugen von Fürstenberg, als keurvorst van Keulen door Beieren werd afgekeurd. Drie Franse legers vielen de Palts binnen en roofden en brandden alles wat hen in de weg lag. De Negenjarige Oorlog (1688-1697) was begonnen. In 1689 werd Willem III koning van Engeland door zijn huwelijk met de dochter van de Engelse koning, Margaretha van York. De verbannen koning Jacobus II vluchtte naar Ierland, beladen met de sympathie en steun van Frankrijk. Hierop verklaarde Engeland de oorlog. In september 1689 sloten alle Verbondenen de ‘Grote Alliantie van Wenen’, hierdoor wilden ze de Franse grenzen terugbrengen tot die van 1678 of nog liever 1659. Over 't algemeen behaalden de Fransen de overwinning op het slagveld, zoals te Steenkerke in 1692, Neerwinden in 1693 en Fleurus in 1694. Toch bleef de Europese coalitie sterk genoeg voor een evenwicht.
Frankrijk geraakte financieel in het slop en hun handige diplomaten wisten eens te meer een vergelijk af te dwingen. De Vrede van Rijswijk in 1697 maakte een einde aan de oorlog. Willem III werd door Frankrijk erkend als Koning van Engeland.
Terrein en weersomstandigheden
De Verbondenen, in defensieve stelling op de hoogten tussen Neerwinden en Neerlanden, keken neer op de vallei van Molenbeek en Zijpe, van waaruit de aanvallende Fransen oprukten. Deze golvende streek in het Haspengouwse betekende voor de verdedigers een zeker voordeel. Ten noorden van Rumsdorp ligt de ‘Campdelle’ (een middeleeuwse artificiële ingegraven terreinplooi?), een soort ravijn, dus een hindernis voor de aanvaller. Ook de dorpen Neerwinden, Laar, Rumsdorp en Neerlanden waren uiteraard defensief ingesteld door hun hagen en grachten, zonder dan van de aangebrachte barricades te spreken. Anderzijds had Willem III de zompige Kleine Gete in de rug, geweldig gezwollen door de onweders der laatste dagen.
De oevers van de rivier lagen glibberig. De Franse troepen, die vanuit Waremme oprukten, werden op 28 juli verrast door een hevig onweder met donder en bliksem. De schijnbare gunstige terreinkeuze door Willem III draaide door het noodlot om in een slechte keuze: het was een terrein zonder diepte, ingesloten door Molenbeek en Gete, waarover de panikerende troepen moesten vluchten over te weinig bruggen. Dit element wordt dan ook als voornaamste oorzaak der grote verliezen opgegeven.
De dag van 29 juli zelf was heet. Een ooggetuige schreef extra-ordinair heet en bangh weder.
Troepen
In Neerwinden kwamen de Fransen, oprukkend vanuit de streek van Hoei, onder leiding van maréchal de Luxembourg (François Henri de Montmorency-Bouteville), de Verbondenen aanvallen, die zich verschanst hadden op de hoogten tussen Neerwinden en Neerlanden, aangevoerd door koning Willem III, Prins van Oranje. Het Franse leger telde 75.000 man, verdeeld in ongeveer 90 bataljons infanterie en 200 escadrons ruiterij. Het bevatte de meest geduchte troepen, ondermeer de befaamde infanterie ‘Maison du Roi’. Onder de generaals waren heel wat namen die in vorige veldslagen hun sporen hadden verdiend, zoals de maarschalken Joyeuse en Villeroy, de hertogen Chartres en Bourbon, Prins de Conti, zonder dan Luxembourg zelf te vergeten.
Willem III voerde het bevel over 50.000 man, ingedeeld in ongeveer 60 bataljons infanterie en 120 escadrons cavalerie. Het waren vooral Hollandse, Duitse en Engelse afdelingen, met namen als de hertog van Marlborough. De auteurs geven zeer verschillende cijfers voor beide troepenmachten. De cijfers van 75.000 tegen 50.000 zijn dan ook benaderend, maar geven in elk geval een beeld der verhoudingen.
Krijgsplannen
Het Franse plan
Na hun overwinning bij Steenkerke in 1692 hadden Lodewijk XIV en Luxembourg de verdere plannen voor de oorlog opgesteld. De koning wenste de krijgsverrichtingen uit Vlaanderen te trekken en naar Haspengouw en Brabant over te brengen. Hierin zag hij twee voordelen: vooreerst de Hollanders, Luikenaars en Duitse prinsen verontrusten door een opmars naar het oosten, en verder een grote open ruimte zoeken waar zijn cavalerie naar alle kanten zou kunnen opereren. Luxembourg had dat programma aanvaard, maar dan onder zekere voorwaarden. Hij eiste namelijk dat het scenario stipt zou worden uitgevoerd, wat inhield dat de beloofde troepenreserves ter plaatse zouden zijn. Omdat Frankrijk over weinig reserves beschikte moest er snel gehandeld worden om zo een overwinning af te dwingen. Tegen april 1693 moest minister van oorlog Barbesieux 110.000 man klaar hebben te Doornik, in te delen in twee legers, één voor de koning, één voor Luxembourg. Men benoemde enkele nieuwe maarschalken, waaronder Boufflers, Catinat, Noailies en Villeroy.
Koning Lodewijk XIV, gevolgd door een schitterende hofhouding waaronder 27 dames, vertrok op 18 mei en gaf Luxembourg rendez-vous te Gembloers op 28 mei. De zonnekoning viel echter ziek onderweg en ontbood op 25 mei de maarschalk te Quenoy om krijgsraad te houden. Hier ontstond onenigheid tussen de twee aanvoerders; de koning wilde naar Luik oprukken, Luxembourg wilde Willem aanvallen in zijn kamp te Park-Heverlee. Op 8 juni ‘grand coup de théâtre’ te Quenoy: Lodewijk vertrok met zijn gevolg terug naar Parijs en stuurde de Dauphin met 30.000 man naar Philipsbourg, en liet Luxembourg met zijn leger van 75.000 man langs de Maas oprukken.
Een andere reden voor het vertrek van de koning moet wel in zijn ongesteldheid te zoeken zijn. Als voornaamste reden menen de meeste auteurs wel een ‘dameshistorie’ te vinden. Over madame de Maintenon werd geschreven: ‘Ses larmes l'emportèrent sur les plus puissantes raisons d'Etat, de guerre et de gloire’. Luxembourg nam op 18 juli Hoei in. Alzo gaf hij Willem de indruk naar Luik te zullen oprukken. Deze werd verontrust en zond in allerijl graaf d'Athlone naar deze stad met 20.000 soldaten. Hijzelf brak zijn kamp op te Heverlee en ging te Meldert bij Tienen kamperen. Intussen zwenkte Luxembourg noordwaarts af en sloeg zijn tenten in Vinalmont aan de Mehaigne op. Van daaruit bespioneerde hij Willem, doch oordeelde dat deze te gunstig lag om hem met succes te overvallen. Marquis de Feuquières, Luxembourgs' beste bespieder, lokte wat schermutselingen uit rond Meldert, en Willem, achterdochtig en ongerust, trok verder oostwaarts.
Op 27 juli sloeg Willem zijn hoofdkwartier op te Neerhespen, op de Kleine Gete. Nu besloot Luxembourg aan te vallen. In ijlmars vertrokken zijn troepen in de richting van Landen. Zijn plan bestond erin op 28 juli in de namiddag bij verrassing aan te vallen. Doch de hevige onweders der laatste dagen bezorgden hem heel wat vertraging. Zijn rechterflank ‘les Vieux Corps’ van maarschalk Villeroy hadden het privilege van eerst te mogen aanvallen, nu waren ze achteropgeraakt en de zon was al weg toen ze Landen bereikten. Hierop besloot de veldheer op 29 juli aan te vallen.
Het plan der Verbondenen
Het was dezelfde namiddag dat Willem zich te Neerhespen installeerde, dat zijn voorposten groot alarm sloegen bij het naderen der Fransen. Onmiddellijk hield hij krijgsraad, waarop de Afgevaardigden van Holland en de generaals aanwezig waren. Er waren twee voorstellen: ofwel de uitdaging aannemen en vechten, ofwel achter de Gete terugtrekken en een andere positie zoeken.
De Afgevaardigden steunden dit laatste, omdat ze in de minderheid waren. Maar Willem wilde op zijn stelling blijven. Hij oordeelde dat hij weliswaar minder cavalerie had, maar dat in de gegeven omstandigheden de ruiterij geen grote rol zou moeten spelen. Ook vreesde hij, nu de avond viel, geen ordelijke terugtocht over de Gete te kunnen uitvoeren over slechts zeven bruggen. Hierin werd hij gesteund door de Stafhouder van Beieren, die zelfs voorstelde de bruggen weg te nemen, zo zeker was hij van zijn gunstige defensieve opstelling. Nu besloot Willem zich in te graven en het gevecht af te wachten.
Krijgsverrichtingen
De Franse opstelling
Vanuit Vinalmont was Luxembourg "en silence et en sourdine", zonder trompetten noch tamboers, in zeven volmaakte kolonnes naar de Getevallei opgerukt. In de vroege namiddag van 28 juli kwam zijn chef-verkenner, kapitein Lefèvre (kon lezen noch schrijven) van het regiment Royal-Rousillon, hem melden dat Willem halt had gehouden op de berg van Neerhespen. Nu liet Luxembourg zijn cavalerie vooruit rukken en Borcht-Landen en Sinte Gertrude innemen en als legerplaats inrichten. Van daaruit zagen ze de witte legertenten overal op de hoogten tussen Neerwinden en Neerlanden staan. De Franse troepen brachten de nacht door in openlucht, het wapen in de hand, op een halve schootlengte der kanonnen van WilIem. Oe ganse nacht hoorden hun voorposten eigenaardige geluiden in het kamp der Verbondenen. Het waren 50.000 man die over de ganse frontlijn barricades en versterkingen opwierpen.
Als op 29 juli, zeer vroeg als de nevel optrok, de Fransen naar die kant uitkeken, kregen ze een ongewoon zicht: als bij toverslag was alles veranderd; het was als een gordel van versterkingen met parapets en kanonnen (104 in totaal) die hen onheilspellend lokte naar de hoogten. Ook de dorpen zelf waren helemaal als forten omgebouwd met hagen, grachten en pallisades. Een auteur schreef hierover "een meesterwerk van improvisatie en activiteit".
Luxembourg had de opstelling van al zijn troepen voorzien tegen 8 uur ‘s morgens. De rechterflank bestond uit 25 bataljons voetvolk onder bevel van Prins de Conti en maarschalk de Créquy. Hun taak was Rumsdorp in te nemen, de linkervleugel der Verbondenen achteruitdrijven en dan de centrale aanval op de barricade steunen. Achter Neerlanden stonden 16 escadrons cavalerie opgesteld die dit dorp moesten innemen. De linkerflank, tegenover Laar en Neerwinden, telde 29 bataljons infanterie met Rubantal, Berwick en Montchevreuil. Daarachter lag eveneens cavalerie. Het centrum tenslotte was het "L’Armeé du Roi", opgesteld op 8 lijnen: lijnen 1 en 3 waren cavalerie, 2 en 4 infanterie, 5 tot 8 weer eens cavalerie met Maréchal de Villeroy. Hun taak bestond erin op een geschikt ogenblik door de barricade te steken om het plein op te tormen. Dit plein was de hoge vlakte van Neerwinden bekend als de "Plaine de Sainte Croix" juist naast het gelijknamig kapelleke. Helemaal achteraan, tegen Landen, lag het reservecorps van Joyeuse. De Fransen beschikten over 70 kanonnen. Luxembourg had geen vast hoofdkwartier. Hij wilde overal zijn waar hij dat nodig achtte. Zijn oudste zoon, de hertog van Montmorency, was vleugeladjudant en had als speciale taak verbindingsman te spelen. In de nacht had Luxembourg generaal Harcourt uit Hoei laten komen. Het bulderen der kanonnen zou hem de weg wel tonen.
Opstelling van de Verbondenen
De rechtervleugel lag tussen de Gete en Eliksem en reikte tot Laar en Neerwinden, op 3 lijnen en onder bevel van Maximiliaan, erfhertog van Beieren. In de dorpen Neerwinden en Laar lag de infanterie van Hannover en Brandenburg, met drie Engelse bataljons in steun, aangevoerd door generaal George Ramsay. Tussen Neerwinden en de rivier van Landen, de Molenbeek, lag het gros der Hollandse en Engelse infanterie achter hun barricades en hun 100 kanonnen. De linkervleugel bezette Rumsdorp en Neerlanden. Het gros der cavalerie stond in hoekvorm tegen Neerlanden, de twee vleugels langs de Molenbeek en langs de barricade. Willem had toch enkele pontons laten bijleggen over de Gete; je kan nooit weten!
29 juli 1693: de veldslag
"Cette bataille ou le Prince et les gentilhommes combattirent comme de simples soldats".
Rond 4 uur, nog voor het krieken van de dag, begonnen de kanonnen der Verbondenen te bulderen, kanonnade die aanhield tot 8 uur en grote bressen sloeg in de Franse troepen die zich over de ganse breedte van het front aan het opstellen waren. Tussen 5 en 6 uur veranderde Luxembourg zijn formaties en marcheerde naar de vijand in twee volmaakte lijnen. De veldheer begreep, dat vooraleer de barricade door te breken, hijin het bezit moest zijn van één der flanken. Om 8 uur gaf hij het teken van de aanval.
Eerste fase
De Franse linkervleugel zette zich in beweging met links van Neerwinden de brigade Rubantal en rechts de brigade de Montchevreuil. Laar werd weldra ingenomen maar in Neerwinden ging het erg moeilijk. De Fransen werden bij hun opmars beschoten met tirailleurvuur uit het centrum. Montchevreuil werd gedood, Rubantal trok terug, alleen Berwick gelukte het door te dringen tot in het centrum van het dorp met enkele bataljons. Daar wachtte hij, midden de hinderlijke versterkingen en zonder voldoende verbinding, op reserve troepen die maar niet kwamen opdagen. Op zeker ogenblik geraakte hij met zijn vleugeladjudant geïsoleerd van de rest. Hij trok zijn witte cocarde af, begon in het Engels te roepen en wilde doorsteken naar het plein. Doch zijn eigen neef, Georges Churchill,de toekomstige hertog van Marlborough, herkende hem, nam hem gevangen, en reed met hem naar Willem in Neerhespen.
Terwijl Laar in Franse handen bleef, moest Neerwinden prijsgegeven worden, opgejaagd door de Engelse regimenten die de infanterie van Hannover en Brandenburg ter hulp snelden vanuit het plein. Het Franse escadron Maurevert werd tot de laatste man afgeslacht. Op het centrum naderden de Fransen de barricades, maar deden geen poging om door te breken, er was trouwens in Neerwinden geen succes geboekt. Hun verliezen waren echter groot onder het vijandelijk artillerievuur. Hierover lazen we: "want het verschanste voetvolk liet de aanvallers steeds zeer dight onder 't kanon komen, gaf dan op 't zelve zoo net van pas vuur, dat het velt met lijken bedekt, bergsgewijze opgestapeld, en heel benden, in die orde als ze waren aangevoerd, daarop verslagen lagen ... " Wat was er intussen op de rechtervleugel der Fransen gebeurd? De artillerie van Willem had er lelijk thuisgehouden, zodat de Fransen dekking moesten zoeken in de vele holle wegen.
Neerlanden werd echter ingenomen door de Dragonders van Conti en de brigades van Navarre, Bourbonnais en Lyonnais. Maar de Hollanders stuurden er de hertog van Nassau op los en de Fransen trokken zich in Rumsdorp terug. Dit dorp kreeg nu de volle lading en het zou hier zijn dat Willem, vanachter zijn ravijn op zijn artilleriestelling zou geroepen hebben "Oh, insolante nation !" Eindelijk kwam Luxembourg ter plaatse en berispte Conti omdat hij meer had gedaan dan een kleine schijnaanval op Neerlanden. Hij liet hem uitdrukkelijk tot de bezetting van Rumsdorp beperken. Als een razende snelde hij naar zijn linkervleugel terug waar hij, net op tijd, de catastrofe te Neerwinden meemaakte. Het was 10 uur: de eerste slachting was afgelopen !
Tweede fase
Luxembourg liet zijn linkervleugel versterken met een verse divisie onder bevel van de hertog van Bourbon. Ook Willem liet verse troepen aanrukken. Weer begon hetzelfde scenario. Laar werd ingenomen, de Fransen drongen door tot in Neerwinden, de Hollanders trokken achteruit tot aan de laatste versterking. Nu zette Willem alles op het spel en trok weer zijn infanterie uit het plein. Indien maarschalk Villeroy nu met zijn cavalerie had doorgestoken, zoals Luxembourg het hem had bevolen, ware wellicht het pleit gewonnen. Hoezeer zijn officieren er hem om smeekten, Villeroy wachtte af en deed niets. In Neerwinden hadden de Fransen nog eens dezelfde fout begaan van de barricades niet omver te werpen en goede verbindingen tot stand te brengen. Weer moest het dorp worden prlJsgegeven. Het was 12 uur: einde van de tweede slachting.
Nu hield Luxembourg een uitgebreide krijgsraad, ergens in een holle weg dichtbij de barricades van het centrum. Nu raadde haast iedereen hem aan het niet meer te wagen, omdat Neerwinden haast oninneembaar leek, doch hij sprak "tweemaal verliezen, de derde keer winnen!". Hij had immers zijn befaamde infanterie "La Maison du Roi" nog niet uitgespeeld. Deze soldaten droegen op het geweer de geduchte bajonet - voor het eerst in de geschiedenis - en zo liet hij ze opstellen bij de ingang van Neerwinden.
Derde fase
Het was 14 uur toen Luxembourg zichzelf aan het hoofd zette voor de aanval op Neerwinden. Hij vertrok onder de kreet : "Messieurs, souvenez-vous de l'honneur de la France !". Rechts van hem viel de hertog van Bourbon aan, terwijl de Zwitserse en Franse Gardes links van NeerWinden ten aanval trokken. Voor deze ultieme aanval had Luxembourg ook de maarschalken Joyeuse en Villeroy uit het centrum teruggeroepen, en met verenigde krachten werd de inval van Neerwinden begonnen.
De opperbevelhebber had aan maarschalk de Feuquières op het centrum bevel gegeven op het gunstigste moment toe te slaan en de barrikade te doorboren. Vanuit Laar drongen de Franse Gardes door tot op de markt van Neerwinden en plantten er de driekleur. Luxembourg ver- voegde hen daar met zijn "Maison du Roi".
Hij liet alle versterkingen omverwerpen en installeerde een uitstekende verbinding. Hier greep nu één der meest bloedige gevechten van de eeuw plaats. Een verslag hierover zegt: "des pentes rapides de la colline, le sang coulait en longs ruisseaux, les rues étroites du bourg étaient non pas jonchées, mais comblées de cadavres ..." Intussen had Feuquières de cavalerie van achter Neerlanden het centrum laten vervoegen en vormde verse ruiterijbrigades om door te steken. Het was precies 15 uur toen hij de infanterie van Créqui naar de berm stuurde, enkele minuten nadat Willem zijn eigen voetvolk op deze plaats had weggetrokken naar Neerwinden, fout die hij voor de derde maal beging. Feuquières wist op een bepaalde plaats, even ten oosten van de weg van Landen naar 't Kruiskapelleke, een zwakke plek, slechts beschermd door een paar proviandwagens, precies dààr stormde het voetvolk de aarden barricade op, op de voet gevolgd door de paarden, die twee per twee door de nauwe doorgang glipten, en zich op het plein groepeerden. De paniek bij de Verbondenen was volledig. De bataljons op weg naar Neerwinden snelden terug, maar de infanterie van Créqui versperde hen de weg zodat ze zich in blok moesten opstellen. Intussen sijpelde de cavalerie van de Fransen door, de wagens werden weggetrokken, en weldra vormde zich een machtig carré paarden op het plein.
Feuquières liet onmiddellijk een estafette sturen naar Neerwinden, zodat de zege ook daar werd aangevoeld. De Hannoverse ruiterij panikeerde en deed een grote sprong naar achter. Weldra greep op het plein een groots cavaleriegevecht plaats waar tienduizenden paarden aan deelnamen. "De rijen paarden gingen en kwamen, sabels schitterden, pistolen knetterden, op honderden plaatsen waren er duels". De rest van de cavalerie uit Rumsdorp werd nu door Joyeuse bijgehaald. Intussen draafde Conti over de hele lengte van de barrière. In Neerwinden verweerde Willem zich als een bezetene, maar geconfronteerd met de overmacht, blies hij noodgedwongen de aftocht. Als een klap op de vuurpijl naderde onverwacht maarschalk d'Harcourt met zijn cavalerie uit Hoei, en zijn 20 escadrons zochten aansluiting bij Luxembourg. De kring rond Willem werd alsmaar kleiner, men vluchtte hals over kop naar de Gete.
De aftocht
Het was 16 uur toen de Verbondenen in paniek terugtrokken. Alle auteurs zijn het eens over het feit dat Willem de aftocht op meestelijke wijze heeft geleid en beveiligd. We lezen hierover "In de wanorde der terugtocht wierpen de troepen hun wapens en vlaggen weg, en velen verdronken in de rivier. Het lukte Willem enkele dapperen te verzamelen en de opmars der vijand te stuiten. Hij gaf aan Talmask bevel de terugtocht te ordenen en zette zichzelf aan het hoofd van een klein aantal moedige regimenten. Hij werd, meer dan gelijk wie, blootgesteld, doordat hij zijn tenger lichaam niet wou dekken met een harnas, zodat zijn ereteken van de Orde van de Kouseband goed zichtbaar was. De ster die hij op de borst droeg was een uitstekend bindingsmiddel met zijn troepen. Massa's soldaten vielen aan zijn zij; ook de twee paarden die hem overal volgden werden ge dood. Later zouden de invaliden in het hospitaal van Chelsea vertellen hoe moedig hij de cavalerie van Galway aanvoerde. Viermaal stapte hij van zijn paard om de infanterie terug te drijven en aan te moedigen tot de slag. Met moeite kon hij over de Gete geraken".
Nog over de slachting aan de Gete :
"Heel benden dierhalven smeeten zich in de Geete om den overkant te bereycken, die aanstonds door anderen gevolgd elkander verward versmagtten, totdat het groot getal der verdrinkelingen aan de laatsten een pad anden om 't doodslaande zwaard van den overwinnaar te ontkomen ... "
In zijn memoires verhaalt de hertog van Marlborough hoe hij in Wange de Kleine Gete overstak met behulp van een stromijt die hij, met enkele getrouwen, in het water had geworpen.
Madame de Sévigny schreef in haar mémoires op 7 augustus 1693:
"We hebben zoveel kanonnen, vlaggen en gevangenen gemaakt, dan ooit de laatste 50 jaar een zege ons heeft opgeleverd".
De cavalerie der Verbondenen, opgesteld tegen de Molenbeek, stak het gehucht Wivelcoven, onder Neerlanden, in brand, en achter het rookgordijn trokken ze over Orsmaal terug. Van zodra hij zeker was van de zege stuurde Luxembourg generaal d'Artagnan te paard naar Marly om de koning het goede nieuws te melden. Hij was slechts in het bezit van een klein stukje papier met enkele krabbels. Later vertrok generaal Albergotti met een meer uitgebreid verslag.
De geschiedschrijvers zijn het alle eens om de Franse overwinning toe te schrijven aan vier factoren:
- De slechte keuze van het slagveld zonder diepte, en langs 3 kanten tussen rivieren geprangd.
- De superioriteit der Franse infanterie.
- De inactiviteit van de ruiterij van Willem III.
- De listige doorbraak der Fransen.
Na de slag
Luxembourg zette de achtervolging niet in; dit was, tactisch gezien, een grote fout. Evenwel mag niet uit het oog worden verloren, en dat gaf de maarschalk ook op als verdediging, zijn troepen en paarden waren oververmoeid. De afgelopen nacht hadden ze, na een geforceerde mars, al wakend doorgebracht. De paarden hadden al in twee dagen . niets meer te grazen gehad. Ook de nacht die op de overwinning volgde werd onder de sterren doorgebracht op een plaats waar de zegekreten overstemd-werden door de vele gekwetsten.
De Verbondenen trokken in echte paniek de Gete over, richting Zoutleeuw en Diest. Maar de schrik joeg hen verder~ zoals een ooggetuige het schreef " spoedig Diest te verlaten, denkende dat Luxembourg hen aldaar zou achtervolgen en misbruiken ... "
Op 30 juli overnachtte Willem te Langdorp, en op 31 juli sloeg hij zijn tenten op te Eppegem bij Mechelen. Hier ging hij over tot de reorganisatie van zijn leger. Eerst liet Wil1em overgaan tot een vreselijke bestraffing van zijn Engelse soldaten, die hij hun lafheid verweet. Hij liet bij drie Engelse cavalerieregimenten per lottrekking drie soldaten aanduiden, en liet hen in aanwezigheid van alle troepen doodschieten. Misschien kwamen hierdoor de meest moedige soldaten aan een treurig einde, en dat door de fout van een ander.
De Fransen bleven nog enige dagen in de streek van Landen, van waaruit de gekwetsten naar Hoei en Namen werden overgebracht. De oorlogsbuit en de 90 trofeeën werden naar Parijs gestuurd. Op het slagveld begroef men zoveel lijken als mogelijk, na ze eerst geheel ontkleed te hebben; klederen, wapens en uitrustingsvoorwerpen waren immers zeer kostbaar. Weldra moesten ze de streek wegens infectie verlaten, ook waren de voorraden uitgeput. Op 2 augustus droop Luxembourg af naar Waremme, tot grote opluchting der inwoners. Zij bleven met de miserie van verwoesting, doden en gekwetsten zitten. De versterkte stad Landen had, nog eens, een lelijke deuk gekregen.
Verliezen en gevolgen
De juiste cijfers opgeven van doden en gekwetsten is een moeilijke taak. De auteurs verschillen hierin naargelang hun nationaliteit.
Als algemeen cijfer mogen we evenwel aannemen:
- aantal doden bij de Verbondenen: 20.000
- Fransen: 10.000
Een auteur meldt dat de Fransen 4.000 van hun eigen gekwetsten afvoerden naar Hoei en Namen. Wat er met de andere gewonden gebeurde valt licht te raden. De Fransen verzamelden ook 1.500 gevangenen, en stuurden 90 trofeeën en vaandels naar Parijs. De 104 kanonnen vielen in Franse handen, samen met een grote oorlogsbuit aan wapens en proviandwagens.
Het voornaamste gevolg was dat de Fransen, door hun zege te Neerwinden, hun superioriteit hernamen. De Verbondenen dienden zich in hun versterkte plaatsen terug te trekken. Voor Willem was de nederlaag verschrikkelijk. Hij kende enkele dagen van grote angst. Indien Luxembourg had doorgestoken, waren Mechelen en Leuven reddeloos verloren geweest. Oe Bataafse grens bleef in elk geval bedreigd, maar de twijfeling van Luxembourg en zijn afmars op Waremme waren voor Willem voldoende om zijn troepen te Leuven te reorganiseren. Intussen had hij zijn troepen uit Luik teruggetrokken en op 15 augustus hield hij te Brussel een grote wapenschouw, met opnieuw fitte troepen. De doden waren al vergeten.