Middeleeuwen
In Landen, dat geheel buiten de invloedssfeer lag van de Nijvelse abdij,
ontwikkelde zich een intense Gertrudisverering. Dit was volgens M.
Madou maar mogelijk, omdat ook in Landen de cultus aansloot bij de Karolingische
traditie. Volgens de overlevering zou Amandus er al in 659 een kerk hebben
ingewijd die gebouwd was door Gertrudis. Het patroonschap van de heilige over
deze kerk is echter slechts vanaf 1213 met zekerheid gekend.
Vanaf de 13de eeuw was men ervan overtuigd dat de wieg van het
Karolingische Rijk in Brabant zou hebben gestaan. Het is met name in deze
periode dat men de naam van Pepijn de Oudere gaat veranderen in Pepijn
van Landen. Dit bracht met zich mee, dat er zich een traditie kon
ontwikkelen, dat Gertrudis in Landen moest geboren zijn en er ook moet geleefd hebben. Het ontstaan van
deze traditie, die weerklank vond in de kroniek van Jan Van Boendaele, is te
verklaren door het feit, dat er in de 13de eeuw een intense belangstelling was
voor de persoon van Karel de Grote, de incarnatie van het Karolingisch Rijk.
Door de naamsverandering werd Landen niet alleen de bakermat van het
Karolingisch huis, maar was het ook normaal en mogelijk, dat er zich in de
geboortestreek van de heilige een cultus ontwikkelde die aansloot bij de
Karolingische traditie in Brabant. Wanneer we dit allemaal beschouwen, is het
gemakkelijk te verklaren dat er te Landen een belangrijke Gertrudisverering
ontstond die naklonk tot in de 17de eeuw en zelfs tot de 21ste eeuw. Evenals te
Nijvel vonden te Landen mirakels plaats. Een verloren gegane akte van 1482 gaf
een opsomming van de mirakels geschied te Landen. Het is tevens in Landen dat
de ridderlegende gesitueerd werd.
Een oude noveen
Volgens een aloud gebruik, dat nog in voege
was op het begin van de 17de eeuw,
volbracht men te Landen (Sinte Gitter) een zeer eigenaardige noveen, ter ere
van St.-Gertrudis. Met de grootste ingetogenheid en het absolute stilzwijgen
gingen de gelovigen negenmaal rond de kerk. Tijdens iedere ronde moesten zij
negenmaal het Onze Vader, negenmaal het Wees Gegroet en eenmaal de
geloofsbelijdenis der apostelen herhalen. Om aan de noveen deel te kunnen
nemen, mocht men geen vers gewassen lijnwaad dragen, noch varkensvlees of harde
eieren gegeten hebben. Bijzonder het eten van ‘geperste varkenskop’ was ten
strengste verboden. De gelovigen die in de onmogelijkheid verkeerden deel te
nemen, mochten een derde persoon daartoe aanstellen. Deze plaatsvervanger mocht
niet meer dan 12 sollen voor zijn bedevaart eisen, maar het stond de bezoeker
vrij hem meer dan het vastgesteld bedrag te betalen.
Ieder jaar ging er een plechtige processie uit, de zondag na St.-Jan de
Doper. Soms namen er meer dan 2000 bedevaarders, allen nuchter, aan deel. De
processie werd gevormd voor de kerk op Sinte Gitter (Sinte-Gheertruyde).
Vandaar ging men al biddend en zingend, met wapperende vaandels en met het
beeld van St.-Gertrudis, naar de versterkte stad, waar de hoogmis werd
opgedragen in de ’s Hertogencapelle. Na de hoogmis gingen de gelovigen
middagmalen hetzij thuis, hetzij bij een familielid, of in een van de talrijke
herbergen van de stad. Veel vreemde bedevaarders bleven nochtans in de kapel
bidden, zonder het nuttigen van het middagmaal. Het was aan iedereen toegelaten,
uitgezonderd aan misdadigers, ‘die weerdige maeght van Sinte Geertruyden’ te
komen aanbidden en te bezoeken in haar kerk te Landen op ‘half-maart’, op de
woensdag voor Pasen en op de zondag na het feest van Sint-Jan de Doper, alsmede
een dag voor en een dag na deze dagen.
Elk jaar op zondag na Sint-Jan viert de Geschied- en heemkundige kring Pepijn@Landen Sinte Gitterkermis in samenwerking
met 'boer en tuin Sint-Gitter' en de reuzengilde van Waasmont.